De Zevende Putto
De schat van Harry, vrijwilliger collectie bij Museum Nienoord
Harry is in het museum bezig met de organisatie van de bibliotheek. Zijn schat is ‘de Zevende Putto’ die eens onderdeel uitmaakte van het grafmonument in de kerk van Midwolde.
Soms breng ik een bezoek aan mijn kleine vriend. Hij staat eenzaam onder de stolp. Op een morgen ben ik na mijn bezoek naar de kerk in Midwolde gelopen. De kerk is onlosmakelijk verbonden met de Nienoord en de Zevende Putto.
In 1657 trouwde Anna van Ewsum (1640-1714), de schatrijke erfdochter van de Borg, met Carel Hieronymus von Inn- und Kniphausen (1632-1664). Hun huwelijk was helaas van korte duur, want Carel is al jong overleden.
De diepbedroefde Anna bestelde bij de beroemde beeldhouwer Rombout Verhulst een grafmonument waarop zij en haar geliefde prachtig zijn uitgebeiteld. Beide werden omringd door zeven putto’s (kleine mollige jongetjes). De putto’s hebben allemaal een symbolische betekenis die op het overlijden van de Borgheer betrekking hebben.
Met de zevende putto, die boosheid uitdrukt met het overlijden, is het droevig afgelopen. Anna trouwde twee jaar later met Georg Wilhelm von Inn- und Kniphausen (1635-1709). Ook deze man overleefde zij. Na zijn dood werd een levensgroot beeld van hem op het monument bijgeplaatst en daar moest mijn kleine vriend voor wijken. Hij werd gedegradeerd tot tuinbeeld en in 1912 teruggevonden in Groningen. De andere putto’s staan gelukkig nog op hun plaats.
Wat zou ik dat kereltje graag weer willen herenigen met zijn vriendjes. In mijn fantasie zie ik de gesloten kerk vanbinnen in de nacht. De volle maan beschijnt door de ramen het grafmonument. In het licht ontwaken de putto’s en spelen ze verstoppertje achter het orgel en de preekstoel. En dan mag Georg Wilhelm wel weer een stapje opzij doen!
Foto Gert van der Velde
De Hollandse Tilbury
De schat van André, vrijwilliger gids en tuigenkamer bij Museum Nienoord
Elke week staat er een schat centraal uit de collectie van Museum Nienoord. Deze week vertelt onze vrijwilliger André over zijn favoriet. André helpt in Museum Nienoord met het oppoetsen van de tuigen en geeft rondleidingen als gids. Zijn schat is iets waar Museum Nienoord om bekend staat, namelijk een rijtuig!
Tijdens een wandeling door het depot kwam ik een recente aanwinst tegen met daarbij de volgende informatie: ‘Dit is een Hollandse Tilbury, vervaardigd door de Noord-Hollandse rijtuigmaker Jac. Met, die vestigingen had in Heerhugowaard en Alkmaar.’ Deze Hollandse Tilbury is in de zomer van 2021 aan Museum Nienoord geschonken door de fam. Aardenburg uit Hoorn.
Hier in het noorden is de Friese tilbury bekender. Deze staan bekend om hun snijwerk en versieringen. Ook kennen we hier de Groningse, Drentse tilbury’s en dus ook Hollandse tilbury’s. De naam “tilbury” is afkomstig van de Engelse maker van het oorspronkelijke prototype in de jaren dertig van de negentiende eeuw. Het was een degelijk en populair rijtuig, voor zowel herenboer als dorpsdokter.
Op 19 april 1806 kocht grootvader Jacob Met een huis met erf aan de Middenweg in de polder Heerhugowaard, waar een smederij en wagenmakerij waren gevestigd. Alkmaar telde twee rijtuigfabrieken: van Jacob Met en Jan Asjes. Aan het einde van de negentiende, begin twintigste eeuw produceerde zij ettelijke honderden Tilbury’s, lijk- en tentwagens, driewielkarren en natuurlijk kaaswagens.
Ikzelf heb achttien jaar in Alkmaar gewoond en de firma Met (zonder Jac.) is mij bekend. Niet als rijtuigbouwer, maar als autodealer van de merken Opel, Chevrolet en Buick. Bij mij was niet bekend dat deze firma voorheen rijtuigen maakte. De Hollandse Tilbury is daarom een echte schat en heeft voor mij nieuwe deuren geopend naar de interessante geschiedenis van Alkmaar.
De foto is gemaakt door Gert van der Velde.
Cureren der Peerden
De schat van Ineke, vrijwilliger collectie en tuigenkamer bij Museum Nienoord
Ineke werkt in museum mee aan het conserveren van de tuigen en zadels. Ook weet ze veel over de geschiedenis van paarden. Haar schat is een uniek exemplaar in de Nederlandse paardengeschiedenis!
Voor mij is het waardevol dat eeuwen geleden men het paard al goed wilde behandelen en dat er boeken werden geschreven over hoe dit het beste kon gebeuren. Een soort ode aan het paard!
Het boek Den Lusthof van het Cureren der Peerden, uitgebracht in 1686, is een voorbeeld van een boek over het verzorgen van paarden. Er wordt geschreven over het onderhouden van en de gezondheid van paarden. Het boek was bedoeld voor hoefsmeden, koetsiers, voerlieden en landlieden. Zij konden hierdoor kennis opdoen over de gebreken en ziekten bij paarden.
Paarden waren lange tijd noodzakelijk voor het vervoer van personen en goederen. Ook in de zeventiende eeuw was dit het geval. Het was dus belangrijk om de dieren gezond te houden en te behandelen.
Het boek is geschreven door Jacobus de Smet en is erg zeldzaam. Het is één van de eerste boekjes over paardenzorg dat in het oud-Nederlands is verschenen. In totaal zijn de boekjes maar vier keer herdrukt. De eerste druk die Museum Nienoord in het bezit heeft, is dus echt een schat. Hopelijk kan het een plekje krijgen in een tentoonstelling.
Met zo’n oud boek moet voorzichtig worden omgegaan. Het is daarom fantastisch dat er een digitaal exemplaar te lezen is bij Museum Plantin-Moretus (België).
Foto Gert van der Velde.
De zielenkar
De schat van Ria – vrijwilliger collectieregistratie bij Museum Nienoord
Ria helpt in het museum met de collectieregistratie en heeft veel kennis van de objecten. Haar schat is de voorloper van de ambulance, namelijk een ziekenkar!
Het verhaal over de ziekenkar is iets wat mensen weer even terugbrengt naar vroegere tijden. In de negentiende eeuw was een trip naar een ziekenhuis anders geregeld dan tegenwoordig. Voor de hulpdiensten boden de negentiende-eeuwse karren en wagens een grote uitkomst. Aanvankelijk bestond de ambulance uit een rijtuig of een simpele kar met een brancard. Hierbij hing een brancard met een veersysteem tussen twee grote wielen.
Het was gebruikelijk dat de dokter naar de patiënt toekwam. Dit gebeurde vooral op het platteland, waar dokters met hun dokterscoupé of tilbury op huisbezoek gingen bij de patiënten.
In de loop van de negentiende-eeuw ontstond er een dienst voor ziekenvervoer in de steden. Hierbij werden de rijtuigen en inrichting steeds uitgebreider. Vanaf 1907 begonnen de eerste echte ziekenauto’s in Nederland te rijden.
De fabrikant van deze miniatuur ziekenkar is de rijtuigbouwer Oostwoud uit Franeker. Dit is te zien op het naamplaatje op de bodemplaat van het rijtuig. Het model was een schenking aan het Groene Kruis, de landelijke vereniging voor wijkverpleging en thuiszorg in Nederland. Later kwam het miniatuurmodel naar Museum Nienoord in Leek.
De mailbox
De schat van Lourens, vrijwilliger gidsen bij Museum Nienoord
Lourens geeft als gids rondleidingen door het museum. Zijn schat is een voorwerp wat de meeste mensen bekend voor zal komen, namelijk een mailbox!
Mijn schat in Museum Nienoord is de mailbox. Een mailbox? Ja, maar niet die van de computer of die naast je huis staat.
Al meer dan vijftig jaar staat er in het depot van ons museum een metalen mailbox. Wat ik hier zo leuk aan vind, is het achterliggende verhaal. Bijna iedereen kent het woord ‘mailbox’, maar de meeste mensen weten niet dat het oorspronkelijk uit de rijtuigwereld komt. Er werden waardevolle dingen, brieven of documenten in vervoerd.
De mailbox is uitgerust met een verborgen slot en ook met kettingen om de kist vast te maken aan het rijtuig. Dit was voor de bescherming van de inhoud, zodat struikrovers er niet mee vandoor gingen. Op afgelegen paden waar de rijtuigen langs moesten, konden zij zomaar op de loer liggen.
Ook kon de mailbox worden meegenomen in een postkoets. De naam ‘postkoets’ betekent niet – zoals de naam doet vermoeden – een rijtuig voor het rondbrengen van post. Het rijtuig reed van post naar post oftewel van halte naar halte, vandaar de naam.
De mailbox gaat dus een hele tijd terug in de tijd en daarom noem ik het: mijn schat, mijn vrouw weet ervan!
Foto Gert van der Velde